Middeleeuwen
Tijdens de 11de eeuw ontstonden veel kermissen uit religieuze evenementen. Dat kon de inwijding van een kerk zijn of aan de overbrenging van relikwieën van een heilige. Voor de Reformatie vielen de meeste kermissen samen met de naamdag van de plaatselijke heilige. Later werd de kermis puur voor het amusement, daar kwamen ook veel pelgrims op af. Niet alle kermissen zijn terug te herleiden op kerkelijke feesten. In de 12de en 13de eeuw werden er handelsbeurzen opgericht door de overheden van Engeland en Duitsland. Op die manier konden de overheden een oogje houden op de winsten van de handelaren. Ook bestaande kermissen kregen om die reden officiële goedkeuring. Er ontstonden ook speciale kermissen bij koninklijk privilege, opdat de machthebbers geld konden verdienen. Normaal gesproken werd de handel gecontroleerd door de gilden van de plaatselijke middenstanders. Maar een kermis bood kooplieden van heinde en verre de mogelijkheid hun spullen te verkopen. In die periode was gezondheidszorg nog slecht. Mensen besteedden daarom veel geld aan allerhande wondermiddelen. Daarvoor konden ze aankloppen bij kwakzalvers. De kwakzalvers reisden van kermis naar kermis met medicijnen voor allerhande kwaaltjes.
Op de kermis was ook de mogelijkheid om je tanden te laten trekken. Er waren zelfs reizende chirurgen. Degene die zijn toekomst wou weten, kon naar de waarzegger gaan. Hierop kwamen ook acrobaten, goochelaars, narren en muzikanten vanuit het hele land af. Tijdens deze evenementen was er eten en drinken in overvloed.